Concertrecensie
Stéphane Galland & The Rhythm Hunters
Meester, Mysticus, Magiër
Bimhuis Amsterdam, NL, 29 Augustus, 2025
Tekst: Storm Bakker
We waren erbij, de laatste vrijdag van de maand augustus, toen in het BIMhuis te Amsterdam het nieuwe seizoen werd afgetrapt. Een paar uur later stonden we weer buiten, alsof we in een andere dimensie hadden verkeerd. De reden? Drummer Stéphane Galland. Niet zomaar een drummer, maar een klankalchemist die sinds jaar en dag de tijd herdefinieert – letterlijk. Vanaf de eerste maten wordt het ons duidelijk welk een fenomeen we aanschouwen: Stéphane Galland, Meester, Mysticus, Magiër. De Euclides van de moderne Jazz.

Zijn geschiedenis is bekend: Galland begon met drummen op zijn derde, speelde als tiener al met internationale topmusici en werkte voor zijn achttiende verjaardag zijn conservatoriumopleiding af. Hij is vooral bekend als de drijvende kracht achter het legendarische Belgische trio Aka Moon, dat sinds de jaren ’90 jazz, wereldmuziek en avant-garde op onnavolgbare wijze verweeft. Met die groep – samen met Fabrizio Cassol en Michel Hatzigeorgiou – begon zijn queeste naar iets wat we bijna spiritueel zouden willen noemen: het begrijpen van tijd, ritme en structuur op een niveau dat verder gaat dan het meetbare. Aka Moon en hun Belgische geestverwanten als Octurn, worden als beweging wel gezien als de evenknie van de Amerikaanse M-Base, rondom filosofische artiesten als Steve Coleman en Greg Osby. Stéphane Galland is ook een dergelijke polymath: drummer, componist, denker, ritmisch filosoof en docent. En een innemende man, die -het viel ons in 2018 tijdens het festival Jazz in Middelheim al op-, prettig in de persoonlijke omgang is.
Maar met de Belgen te beschouwen als louter epigonen van Coleman en consorten doen we hen ernstig tekort. Het New Yorkse karakter van de M-Base movement, veelal doorspekt met harmonieloze elementen van de straat (zoals rap en hiphop), wordt bij onze zuiderburen ingevuld door de erfenis van de Europese cultuur. Met name die componisten die door de tijden heen losbraken uit de strikte vormen en conventies, zoals uiteraard Stravinsky en Xenakis, maar ook Beethoven (Opus 111), Maurice Ravel en natuurlijk Domenico Scarlatti, naar wie Aka Moon een album vernoemde. Het zou ons niets verbazen als op de lessenaar van de opgroeiende Stéphane, die zelf een virtuoze pianist is!, een van de tientallen Scarlatti-boeken heeft gestaan. Diens honderden klaviersonates staan bol van de ritmische vondsten, onverwachte accenten en syncopen, en soms zelfs structuren die aan niet-Europese ritmes doen denken, met name Iberische volksdansen met Moorse invloed. Hoewel Scarlatti zijn sonates zorgvuldig noteerde, ademt zijn muziek iets improvisatorisch — veel korte motieven, onverwachte modulaties, speelse herhalingen — precies die creatieve vrijheid binnen structuur die ook het idioom van Aka Moon kenmerkt. Een idioom dat de drie vrienden gezamenlijk boetseerden, door week in week uit te improviseren in obscure jazzclubs in Brussel, maar ook door in de leer te gaan bij de Pygmeeën van Afrika en de goeroes van Karnatisch India.
Vreemde maatsoorten, onregelmatige structuren, harmonische verrassingen, ritmische asymmetrie, het zijn stuk voor stuk elementen die ook een centrale rol spelen in het werk van Galland. Zijn doel met The Rhythm Hunters is om verschillende benaderingen van ritme te incorporeren in muziek die ook harmonieus en melodieus is. Tegelijkertijd blijft hij een jazzdrummer in hart en nieren, hoewel geen typische swinger: zijn groove is organisch, ademend, altijd in beweging. Geen enkele tel staat vast, en toch klopt het – altijd. Galland speelt geen twee maten hetzelfde, als de Panta Rhei van Heraclitus, waarbij alles voortdurend in beweging is en niets hetzelfde blijft. Vrijwel nooit benadrukt hij de eerste tel van de nieuwe maatsoort, als baken voor de betrokkenen; hij speelt geen maatsoorten, hij beleeft ze, speelt ermee als een kind met lego.
We zitten op de eerste rij, met de tenen tegen het podium, pal voor Galland (die zoals elke moderne jazzdrummer aan de rechterkant staat opgesteld). We bewonderen zijn unieke sound en techniek, superlatieven schieten tekort. In zijn spel horen we formule en gevoel, brein en buik – een zeldzame combinatie. Geen rekenmachine op een eilandje, integendeel! Liefdevol en speels, en regelmatig lacht hij naar zijn bassiste, een Nederlandse genaamd Louise van den Heuvel, die is opgeleid door de drummer puur om de structuur te bewaken. Daar vliegt Galland dan als het ware vrijelijk overheen, als een Picasso met zijn organische mes over zijn werk, door het met intuïtieve streken voortdurend te herscheppen, andere dimensies toebrengend, laag over laag. Voortdurend strooiend als Le Père Fouettard met Indische tala’s, Afrikaanse polyritmiek en Balkan-structuren, en breed grijnzend het risico in het gezicht geselend.

Stéphane Galland doceert aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel, maar ‘lesgeven’ is een understatement. Hij vormt er een school binnen de school, niet in de institutionele zin, maar als een soort hedendaagse Pythagoreïsche gemeente. Zijn studenten worden ingewijden. Ze leren zijn taal, zijn ritmische grammatica, zijn modulaties, zijn formules. En uit die leerlingen selecteert hij zijn medespelers – niet per se de meest virtuoze, maar zij die zijn gedachtewereld snappen. Zo ook deze avond in het BIMhuis. Een line-up van ingewijden, met Shoko Igarashi op tenorsaxofoon, Sylvain Debaisieux op altsaxofoon en Pierre-Antoine Savoyat op trompet.
Bijzondere invalkracht in het BIMhuis was Bram Delooze, die last-minute inviel voor de Tunesische Wajdi Riahi. De getalenteerde jazzpianist, afkomstig uit Knokke en dus Nederlandstalig, studeerde aan het historische Lemmensinstituut in Leuven en later in de VS bij onder meer Marc Copland, is ook al zo’n wonderkind uit het land van wafels, bier en patatten. Hij maakte furore met het gelauwerde LABtrio (met o.a. Lander Gyselinck) en de formatie MiXMONK met Robin Verheyen en Joey Baron, terwijl hij in 2017 verraste met een experimenteel project met historische fortepiano’s uit de collectie van instrumentenbouwer Chris Maene. De jong ogende pianist bracht iets fris, iets lichtvoetigs, en wist met bewonderenswaardige souplesse in Gallands complexe structuren te stappen alsof hij ze al jaren kende.
Maar het concert zonder pauze was vooral de avond van Stéphane Galland, de meesterdrummer uit Sint-Agatha-Berchem (Brussel), die ons liet horen hoe tijd kan klinken als je haar niet meet, maar beleeft. Het was even opvallend als indrukwekkend, hoezeer zijn spelers zijn ideeënwereld begrijpen. De blazers schakelden moeiteloos van de ene odd meter naar de andere, ogenschijnlijk zonder te tellen, maar ritmisch en tonaal spatzuiver in metrische modulaties die op papier onmogelijk lijken. Soms voelde het daarbij alsof Galland de zwaartekracht tijdelijk ophief, door juist op de meest complexe momenten uit te pakken met buitenissige drumfills. Het publiek was aandachtig van begin tot eind, velen zaten met de bek open van diepe bewondering. Naar eigen zeggen wil Galland de muziek niet maken omwille van de berekenende complexiteit, maar juist laten klinken als natuurlijk en organisch. En daarin slaagt hij met deze groep.
Wie de magiër met zijn band aan het werk wil zien kan terecht in Club Nine (TivoliVredenburg) te Utrecht, op donderdag 23 oktober.
Bezetting:
