Special

Krautrock (deel 4/5)

Een geschiedenis - Door: Laurent Sprooten

Geïnspireerd op het boek 'Times & Sounds: Germany’s Journey from Jazz and Pop to Krautrock and Beyond [Halvmall 2020] door Jan Reetze.

[Deel 4]

Mick’s Moog

De derde Moog-synthesizer kwam in 1973 naar Duitsland. Het was niemand minder dan Mick Jagger die zijn exemplaar op het MIDEM muziekfestival in Cannes verkocht aan schlager-producer en Amon Düül-ontdekker Peter Meisel, die het gevaarte meenam naar de Hansa-studio in Berlijn. Ook hier zorgde de complexiteit van de Moog voor hoofdpijn bij de technici, die vervolgens Tangerine Dream-drummer Christopher Franke (ex-Agitation Free) om hulp vroegen. Klaus Schulze had de band net verlaten (als drummer) en Franke kwam voor hem in de plaats. Bekend was dat Franke in de Berlijnse Beat-Studio ervaring had opgedaan met moderne elektronica en hij kende Eberhard Schoener die hem wat basics van de Moog had bijgebracht.

 

Virgin

Het eerste Tangerine Dream-album waarop Franke meespeelt en waarop abstracte elektronische klanken in het middelpunt staan, is Alpha Centauri uit 1971. Na de eerste vier albums die op het Ohr-label waren verschenen, werd de band binnengehaald bij Richerd Branson’s Virgin Records. Met het voorschot dat Virgin betaalde, klopte Franke aan bij Peter Meisel die hem vervolgens Mick Jagger’s Moog verkocht. Nu raakten alle bandleden van Tangerine Dream definitief besmet met het Moog-virus, waarvan zij al enige tijd drager waren sinds het eerste contact met de Moog van Florian Fricke in 1972 voor het album Zeit.

Innovatie

In de opnamestudio van Virgin, The Manor, kon Tangerine Dream – in de inmiddels ‘klassieke’ line-up met Edgar Froese, Peter Baumann en Chris Franke – naar hartenlust experimenteren met de Moog. Deze was uitgerust met een sequencer, die bepalend zou worden voor de muziek van Tangerine Dream. De opnamen resulteerden in het album Phaedra uit 1974 dat door Reetze wordt getypeerd als een ware innovatie. De muziek was puur elektronisch, maar ver verwijderd van de strenge en abstracte concepten uit de experimentele studio’s in Keulen en Parijs (Stockhausen, Boulez). Het album sprak in heel Europa en de VS meteen een progressief rock-publiek aan, niet alleen omdat Virgin Records als een kwaliteitsmerk werd gezien en men openstond voor de muziek die het label uitbracht, maar ook doordat invloedrijke radiomakers (o.m. John Peel) de groep wilden promoten.

Tangerine Dream beschikte in de jaren zeventig op een gegeven moment over niet minder dan vier modulaire Moogs. Eén ervan, het exemplaar van Mick Jagger, maar zonder de sequencer, zou volgens geruchten clandestien over de grens met de DDR zijn vervoerd en aan de componist/pianist Reinhard Lakomy zijn verkocht, die in de jaren tachtig enkele (in de DDR) uitstekend verkochte en door de Oost-Duitse muziekpers neergesabelde albums met elektronische muziek uitbracht.

New Age

Na Stratosfear (1976) verliet Peter Baumann de band en kwam kerkorganist en geluidstechnicus Johannes Schmoelling voor hem in de plaats. Deze bezetting bleef tien jaar lang stabiel en zou nog een aantal klassieke albums produceren, waaronder White Eagle (1982) en Poland (The Warsaw Concert) (1984). Volgens Reetze bewoog Tangerine Dream zich na Hyperborea (1983), het laatste echt interessante studio-album, in iets te rap tempo richting New Age-sferen en leek de band ook door een aanhoudende stroom filmscores (o.m. Sorcerer, Thief en Wavelength) de focus te verliezen. Pas na 2000 waren er tekenen die erop duidden dat Tangerine Dream zijn creativiteit en eigenheid had hervonden.

Klaus Schulze

Naast Tangerine Dream is Klaus Schulze degene die beeldbepalend is voor de Berlijnse School, de verzamelnaam voor oorspronkelijk uit Berlijn afkomstige bands/musici die het klassieke rock-instrumentarium in een vrij vroeg stadium aan de straat zetten en een volledig elektronisch muziekconcept bedachten. Hij is volgens Reetze ook de musicus die de Moog-synthesizer en andere elektronica het meest compleet beheerst en vanuit een rock-achtergrond (hij begon zijn loopbaan als rock-drummer) in zijn muziek toepast. Schulze probeerde de gecompliceerde Moog-synthesizer echt te doorgronden, was ook niet enthousiast over de later ingevoerde en door veel prog-bands gebruikte Minimoog – die door de eenvoudiger opzet leidde tot een beperkt aantal ‘standaard-sounds’, precies het tegenovergestelde van wat met het instrument oorspronkelijk beoogd werd.

Klaus Schulze overleed op 26 april 2022

Zoektocht

Met de muziek van Klaus Schulze en Tangerine Dream in gedachte vraagt Reetze zich af hoe het komt dat het juist Duitse bands moesten zijn die een eigen stijl van elektronische muziek ontwikkelden, die vervolgens een van de typische kenmerken van krautrock zou worden. Waarom konden de Britten en Amerikanen precies op dit vlak overvleugeld worden? Volgens Edgar Froese van Tangerine Dream komt het doordat Duitse musici decennia lang niet in staat waren om te doen wat Amerikaanse en Britse bands deden; bij de Duitsers zou het aan intensiteit en muzikale feeling ontbreken, met name als het gaat om ritmische groove en technische finesses. Froese is van mening dat Duitse musici hier minder hard aan werken en ook terugvallen op andere tradities van muziek beluisteren en beoefenen; veel Amerikaanse musici kwamen van jongs af aan in aanraking met muziek van de Afro-Amerikaanse bevolking. Het louter naspelen van onbereikbare voorbeelden kon daarom voor de jonge Duitse garde uiteindelijk alleen maar onbevredigend zijn. Dit besef leidde tot een koppige zoektocht naar een ander soort originaliteit. Eén daarvan was het concept van de puur elektronische muziek.

Groove

Voor wat het waard is, probeert Reetze vervolgens Duitse musici en bands te noemen, die wel kunnen grooven en swingen; hij komt niet verder dan Passport, Atlantis en Randy Pie. Iedereen die zich wel eens heeft ingelaten met de muziek van CAN, NEU!, Faust of Embryo zal echter beamen dat deze groepen wat betreft ritmische groove weinig te vrezen hebben van welke Amerikaanse band dan ook. Sterker nog: zij worden door tal van Amerikaanse en Britse musici als voorbeelden genoemd. Zo raar kan het lopen.

Het klopt dat ook The Byrds, The Monkees en Stevie Wonder de Moog-synthesizer gebruikten (Reetze vergeet even Keith Emerson te noemen), maar zij probeerden volgens de auteur allemaal de synthesizer en andere elektronische instrumenten in hun muziek te integreren, terwijl Tangerine Dream c.s. het klassieke rock-format vaarwel zeiden en muziek ontwikkelden die volledig was toegesneden op deze nieuwe elektronica, muziek die werd voortgestuwd door korte tonale sequenties, ingebed in harmonische en melodische klanken uit de synthesizer en mellotron, soms afgewisseld door passages zonder ritme, eindeloos uitgestrekte akkoorden en pure klankexperimenten. Voilà de betekenis van de Berlijnse school.

 

Eigen studio

Na het vertrek van Conrad Schnitzler in 1970 werd de band omgedoopt in Cluster. Het Philips-label bracht het volgende album (Cluster) uit, dat ook weer onheilspellende geïmproviseerde soundscapes bevatte, in feite een directe voorloper van de industrial noise. Gaandeweg ontwikkelde het duo een wat meer ontspannen, ironische stijl en op Cluster II, uitgebracht door het nieuwe Brain-label in 1972, is een van ideeën barstend, maar toch nog vrij abstract klankbeeld te horen, voortgebracht op simpele orgeltjes, elektrische gitaar, klankgeneratoren, effectpedalen en een ritmebox. Reetze ziet in het nummer Im Süden een kentering naar de meer melodische, meditatieve koers die Cluster wat later zou inzetten. Roedelius en Moebius waren toen inmiddels verhuisd van Berlijn naar de Alter Weserhof, een antieke boerenhofstede in het rurale Weserbergland, waar zij in navolging van CAN en Kraftwerk een eigen studio hadden ingericht.

Harmonia

Samen met gitarist Michael Rother van de band NEU!, die een tijdlang ook op de boerderij woonde, richtten Moebius en Roedelius de groep Harmonia op die in 1974 op het Brain-label het intrigerende album Musik von Harmonia afleverde. Dromerige muziek, in elkaar verweven gitaar- en keyboard-lijntjes, stuwende ritmes, een perfecte mix van NEU! en de Berlijnse school, waar Moebius en Roedelius representanten van waren. Niet veel later zouden David Bowie en met name Brain Eno de muziek van Harmonia en Cluster omarmen.

Na vier uiterst onsuccesvolle, maar artistiek briljante albums trokken Moebius en Roedelius de stekker uit Harmonia om vervolgens in 1976 met Sowiesoso weer een Cluster-meesterwerk af te leveren. In die periode zocht Brian Eno de band op in de boerderij midden in de natuur, waar dagenlange sessies plaatsvonden. In 1977 kwamen Eno en Cluster bij elkaar in de studio van Conny Plank. Deze sessies resulteerden in twee albums, Cluster & Eno (1977), en After The Heat (1978). Op dit laatste album is ook Holger Czukay van CAN te horen. De platen waren geen hits, maar werden decennialang wel goed verkocht, volgens auteur Reetze vanwege niets minder dan het ‘Eno-effect’. Het zorgde in ieder geval voor brood op de plank bij de bepaald niet bemiddelde Duitse sound-knutselaars.

[PJ©2022_LS]

Lees terug: Deel 3
Lees verder: Deel 5

Scroll naar boven